Column door Erwin Noorman
Het fundamentele onderscheid tussen zelf ontdekken en ontdekt worden
Een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking is er tegenwoordig wel van overtuigd dat buitenaards leven bestaat. Onze kennis van het heelal is in korte tijd exponentieel toegenomen, met name dankzij een aantal hightech telescopen die boven onze Aarde zweven, zoals onder andere de Hubble.
Regelmatig worden er nieuwe exoplaneten ontdekt, de teller zal ongetwijfeld al ruim boven de 4.000 staan. ( https://exoplanets.nasa.gov/fa... ) Alleen al in onze eigen Melkweg, één van de miljarden sterrenstelsels, bevinden zich naar schatting 500 miljard planeten, van die 500 miljard bevinden zich er naar schatting ongeveer 50 miljoen in een leefbare zone. Stel: op 1% van die planeten komt water voor, op 1% van die planeten heeft zich eenvoudig leven ontwikkeld en op weer 1% daarvan heeft zich intelligent leven ontwikkeld. Dan praten we al over 50 planeten met intelligent leven in ons eigen Melkwegstelseltje… en dan zijn er nog eens miljarden andere sterrenstelsels. Er kunnen dus miljoenen planeten zijn die intelligent leven herbergen. Of niet. We weten het niet.
De macht van de getallen leidt er tegenwoordig toe dat de meeste mensen denken dat buitenaards leven in feite wel zal bestaan. Hoe je het echter ook wendt of keert, beide antwoorden zouden tot een grote schok moeten leiden. Arthur C. Clarke, Brits SF schrijver, omschreef het als volgt: “Sometimes i think we are alone, sometimes i think we’re not. In either case the thought is staggering.” Inderdaad, mochten we uniek blijken te zijn in het heelal is die gedachte óók verbijsterend.
Nu we dan toch als uitgangspunt nemen dat intelligent leven aanwezig kan zijn in het universum, komt de volgende vraag aan de orde: Is interstellair reizen mogelijk?
Einstein immers leerde ons dat de relativiteitstheorie een duidelijke begrenzing biedt aan het verplaatsen van massa in een bepaalde tijd. De wetenschap echter hoort haar eigen beperkingen uit historisch oogpunt te onderkennen: 200 jaar geleden waren alle wetenschappers het er over eens dat het onmogelijk was om naar de maan te gaan. 500 jaar geleden was vliegen volstrekt onmogelijk. Met de toenmalige stand der kennis was dat een correcte aanname.
Er zijn echter nieuwe theorieën ontwikkeld die interstellair reizen mogelijk zouden kunnen maken, zoals bv het krommen van de ruimte, wormgaten of andere mogelijkheden. Over 500 jaar, in het jaar 2511, beschikken we (als we het allemaal overleven natuurlijk) ongetwijfeld over een technologie die ons huidige voorstellingsvermogen ver te boven gaat. Over 50.000 jaar zal de technologie nóg verder ontwikkeld zijn, laat staan over 50 miljoen jaar. Bedenk wel: in kosmische termen is 50 miljoen jaar niet erg veel! Er zijn sterrenstelsels die miljarden jaren ouder zijn dan onze Melkweg. Interstellair reizen als “voor altijd onmogelijk” afdoen zou dus getuigen van weinig inzicht in technologische ontwikkeling. (Uiteraard is er ook de mogelijkheid dat dit tóch voor eeuwig onmogelijk zal blijken te zijn, het gelijk van Einstein zullen we dan maar zeggen. De tijd zal het leren.) Laten we dan voor de goede orde toch maar aannemen dat intelligente beschavingen in staat zijn om interstellair te reizen, hetgeen uiteraard impliceert dat ook onze aarde bezocht zou kunnen worden.
Dan dringt zich vanzelfsprekend de vraag op die in een eerder verband immense indruk maakte vanwege een verpletterende eenvoud: De Fermi-paradox: De grootte en leeftijd van het universum suggereren dat vele technologisch geavanceerde buitenaardse civilisaties moeten bestaan. Echter, deze hypothese is inconsistent met het ontbreken van gevonden bewijs om de stelling te ondersteunen. “Waar zijn ze dan?” is de simpele doch heldere vraag die tot op heden niet beantwoord is. In mijn optiek is het antwoord echter niet onmogelijk te geven. Het antwoord is zelfs wel logisch en vanzelfsprekend.
Nu ga ik me nog verder begeven op het pad van speculatie omdat ik een antwoord geef dat vooralsnog niet te controleren noch te bewijzen is, maar ik vind het persoonlijk, tot op zekere hoogte, wel aannemelijk, vanuit mijn beperkte perspectief als primitieve aardbewoner.
Er is namelijk een fundamenteel verschil tussen iets zelf ontdekken of ontdekt worden.
Zelf ontdekken betekent dat je actief op zoek bent naar een antwoord op een vraag, dat je in een eerder stadium al een hypothese hebt ontwikkeld, dat je je een voorstelling hebt proberen te maken van mogelijke antwoorden en de consequenties daarvan. Het valt net buiten de grenzen van de huidige kennis maar het is een bereikbare stap. Elke nieuwe stap in de ontwikkeling van een beschaving is een logisch gevolg van een stap daarvoor. Het betekent tevens dat het antwoord niet te ver voor je eigen ontwikkeling uit gaat, zowel vanuit technologisch als psychologisch perspectief. Als je nog geen hout kunt bewerken kun je ook geen tafel maken. Dan ben je er qua ontwikkeling dus ook nog niet aan toe om aan tafel te eten, laat staan om over tafelmanieren na te denken.
Ontdekt worden daarentegen kan wel degelijk een schokkende ervaring zijn. Je krijgt ongevraagd een antwoord op de vraag die je niet eens gesteld had. Het ligt buiten je eigen begripsvermogen, het verwart meer dan het ontrafelt en kan leiden van eenvoudige ontkenning tot grote woede of zelfs (massale) paniek. Denk in dit verband eens terug aan de paniek die Orson Wells op 30 oktober 1938 met zijn hoorspel “War of the Worlds” teweegbracht.
Een beschaving die interstellair kan reizen zal dan ook wel de wetenschap in pacht hebben wat er gebeurt als je ongevraagd contact opneemt met een andere, onderontwikkelde, planeet zoals onze aarde. Ze zullen vast en zeker het verschil weten te duiden tussen zelf ontdekken of ontdekt worden. Vergelijk het gerust met de serie Star Trek: in de Prime Directive, de Eerste Richtlijn in goed Nederlands, zou dit mogen worden betiteld als de "grondwet" voor contact tussen ontwikkelde soorten en minder ontwikkelde soorten. De ontdekkers van buiten de aarde laten zich daarom dus niet in de volle openheid zien. Ze landen dus juist niet op het gazon van het Witte Huis. Je mag er wat mij betreft ook vanuit gaan dat ze dus geen slechte bedoelingen hebben maar juist respect hebben voor onze eigen ontwikkeling. Ik ga er overigens ook van uit dat als ze wél slechte bedoelingen hadden gehad, we dat dan ook wél gemerkt zouden hebben maar dit terzijde. Het blijft speculatief.
Je hoeft geen Einstein te zijn om te constateren dat het grootste deel van de bevolking in zowel psychologisch als technologisch opzicht lange tijd, en wellicht nog steeds niet, toe was aan contact met een beschaving die interstellair kan reizen. Het staat mijns inziens in dezelfde orde van grootte als een auto geven aan een Neanderthaler. Daar komt niet veel goeds van, dat is meer dan een paar stappen te vroeg.
Nu we de laatste jaren echter enorme sprongen voorwaarts gemaakt hebben in onze kennis van het heelal komen we mijns inziens zo langzamerhand in een andere fase. De overheden laten schoorvoetend weten tóch wel onderzoek naar Ufo’s gedaan te hebben en met enige regelmaat durft een wetenschapper uitspraken te doen over water of zelfs mogelijk leven op Mars of elders. Het lijkt er steeds meer op dat we min of meer voorbereid worden voor het volgende antwoord: Buitenaards leven bestaat! In eerste instantie zal de bekendmaking en acceptatie van microscopisch klein leven al een enorme stap zijn in onze ontwikkeling. En zodra deze kennis, dat eenvoudig buitenaards leven bestaat, wetenschappelijk en breed gedragen, wereldwijd bewezen wordt geacht, is de mensheid toe aan de volgende stap: Het afvragen of er ook intelligent buitenaards leven bestaat. De vraag die dan nog open blijft is:
Waar zijn ze dan?