Een van de merkwaardige aspecten van het UFO-verschijnsel is dat veel mensen twijfelen aan het bestaan ervan. Waar echter geen enkele twijfel over kan bestaan, is dat er meldingen van UFO-waarnemingen zijn. UFOCAT, de digitale collectie van het Amerikaanse Center for UFO Studies (CUFOS), telt inmiddels meer dan 210.000 van zulke meldingen over de periode 1947-2017. Het UFO Meldpunt Nederland ontving sinds de launch van hun online platform in 2011 meer dan 5600 meldingen, oftewel 70 per maand. In het geval van het UFO Meldpunt gaat het om ruwe data, dus deels niet nagetrokken waarnemingen. Het merendeel van de meldingen in UFOCAT is daarentegen wel onderzocht en betreft waarnemingen die na onderzoek niet in normale termen verklaard konden worden.
Kwaliteit van de melding
Nu is de ene melding de andere niet. Het maakt nogal uit of een ongeschoolde waarnemer een licht rapporteert dat zich op voor hem of haar onverklaarbare wijze langs de nachtelijke hemel beweegt – en die meldingen zijn er – of dat een paar getrainde bewakers op een streng beveiligde nucleaire raketbasis op enkele tientallen meters hoogte een schijfvormig object zien hangen en de 10 raketten die normaliter altijd standby staan vervolgens één voor één uitvallen – en die meldingen zijn er ook. Dat licht aan die nachtelijke hemel laat zich misschien niet verklaren, omdat het te ver weg was en de waarnemer ongeoefend en de melding dus onvoldoende kwaliteit heeft. Die schijf die stil hangt op een plek waar überhaupt niet gevlogen mag worden laat zich ook niet verklaren, maar nu omdat de waarnemers juist hoog gekwalificeerd zijn en het object van hun waarneming, inclusief het uitvallen van de ICBM’s, niet te begrijpen is vanuit onze bekende kaders.
Soorten waarnemingen
De vooraanstaande UFO-onderzoeker Prof. J. Hynek heeft UFO-waarnemingen ingedeeld in zes categorieën: nachtelijke lichten, schijfvormige objecten overdag, radarvisuele waarnemingen en drie soorten close encounters waarbij (1) het object op minder dan 150 meter afstand wordt waargenomen, (2) fysieke verschijnselen optreden of (3) op mensen gelijkende wezens worden waargenomen.
Als wij zeggen dat UFO's bestaan, baseren wij ons niet op die vele duizenden meldingen van ongewoon bewegende nachtelijke lichten maar op die inmiddels eveneens duizenden meldingen van close encounters en meldingen door hooggekwalificeerde waarnemers, zoals piloten, zowel militair als in de burgerluchtvaart. Een voorbeeld dat alles in zich heeft, is wat de bemanning van een Boeing 747 vrachtvliegtuig van Japan Air Lines meemaakte boven Alaska op 17 november 1986.
JAL 1628, Alaska, 17 november 1986
Vlucht 1628, vanuit Parijs op weg via Reykjavik, IJsland, naar Anchorage, Alaska vloog met een snelheid van 909 km/u op een hoogte van 35.000 voet boven Oost-Alaska. Nadat het toestel om 17.11 uur op instructie van de luchtverkeersleiding in Anchorage (AARTCC) de koers had aangepast, zag gezagvoerder Kenju Terauchi, een voormalig gevechtsvlieger met meer dan 10.000 vlieguren, aan zijn linkerzijde ongeveer 2.000 voet lager een paar lichten, die de koers van JAL 1628 leken te volgen.
Op de boordradar was een signaal zichtbaar op een afstand van 7.5 nautische mijl (13,8 km), dat 8 minuten zichtbaar bleef. Om 17.19 uur schoten de lichten plotseling met grote snelheid omhoog en positioneerden zich in een 11-uur positie vlak voor het vliegtuig op een afstand van hooguit 150-300 meter. De drie bemanningsleden zagen twee rechthoekige of vierkante vormen vlak boven elkaar, aan de zijkanten omgeven door een rij lichten of horizontale uitlaatvlammen die gedurende enkele seconden zoveel licht uitstraalden dat de binnenkant van de cockpit in licht baadde en Terauchi de hitte op zijn gezicht kon voelen.
AARTCC meldde behalve JAL 1628 geen andere objecten te zien. Ongeveer 3-5 minuten later gingen beide objecten naast elkaar vliegen, wat zo’n 10 minuten duurde. Terauchi verklaarde naderhand dat de objecten eruitzagen als cilinders op hun kant en dat ze zo groot waren als een DC-8. Om 17.23 uur vlogen beide objecten plotseling snel oostwaarts en verdwenen onder de horizon.
Op de plek waar de twee objecten verdwenen zag Terauchi nu een bleke band van licht die qua hoogte, snelheid en richting met hen mee leek te vliegen. Toen hij de boordradar instelde op een bereik van 25 nm, zag hij in de verwachte 10-uur positie op 5.5 nm afstand een signaal. AARTCC zag aanvankelijk niets op de radar en nam contact op met Elmendorf Air Force Base, een basis van NORAD (North American Aerospace Defense Command) verantwoordelijk voor de bescherming van de Amerikaanse westkust. Om 17.25 uur zag AARTCC een radarsignaal op 8 nm links voor JAL 1628 en een minuut later meldde ook Elmendorf op die locatie een signaal te hebben zonder transponder-identificatie.
Elmendorf meldde tevens dat er geen militaire toestellen in de lucht waren. Een minuut later verdween het object van de drie radarschermen, maar niet uit het zicht. JAL 1628 naderde Fairbanks en om 17.30 uur was er genoeg omgevingslicht van de maan en wellicht Fairbanks beneden dat Terauchi het object kon zien dat met zijn toestel meevloog, maar hij zag ook iets anders: “het silhouet van een gigantisch ruimteschip,” zoals hij het zelf noemde. Hij schatte dat het zo groot was als een vliegdekschip.
Het was rond en deed qua vorm denken aan een grote walnoot met in het midden langs de rand bewegende, vage witte lichten.
De bemanning vroeg onmiddellijk toestemming om van koers te mogen veranderen. AARTCC gaf opdracht 40 graden naar rechts af te buigen, maar het reusachtige object bleef hen volgen. Hierop kregen zij toestemming om te dalen naar 31.000 voet en 12 graden naar links te draaien. Het object daalde eveneens en bleef de Boeing volgen. Om 17.36 uur instrueerde AARTCC JAL 1628 om een volledige cirkel van 360 graden te maken. Tijdens het maken van deze bocht verloor de bemanning het object uit het oog, maar enkele kilometers zuidelijker pikten Elmendorf en de boordradar het signaal weer op.
Toen Terauchi de cirkel voltooid had en links achter zich keek, zag hij dat het object er nog steeds was. Vanuit Anchorage naderde een passagiersvliegtuig van United Airlines. Om 17.48 uur verdween het object van beide radarschermen en toen de twee vliegtuigen elkaar om 17.50 uur naderden zag de UA-piloot wel JAL 1628 maar geen ander vliegend object. Toen ze elkaar een minuut later passeerden, was het object ook niet meer te zien voor de bemanning van JAL 1628. Om 18.20 uur landde JAL 1628 veilig in Anchorage, waar de bemanning meteen ondervraagd werd door een FAA-functionaris en twee FBI-agenten.
Dit is duidelijk een waarneming uit de radarvisuele categorie en gezien de geringe afstand toen beide objecten vóór de Boeing kwamen vliegen, kunnen we misschien ook wel spreken van een CE-2. Er is sprake van drie vliegende objecten, waarvan de herkomst onbekend is en die zich gedragen op een manier die we niet kennen van bekende vliegtuigen. De waarneming is gedaan door professionele waarnemers (de bemanning van JAL 1628) en wordt ondersteund door gelijktijdige signalen op 3 verschillende radarschermen.
FAA-verklaring
De waarneming is om nog een andere reden exemplarisch. Eind december 1986 kwam het incident in de openbaarheid doordat Terauchi er in Japan openlijk over sprak. De Federal Aviation Authority (FAA) bevestigde aanvankelijk dat AARTCC radarbeelden had opgevangen van wat de bemanning van JAL 1628 had waargenomen, maar verklaarde in januari dat de zaak in onderzoek was. In werkelijkheid wist het hoofdkantoor van de FAA in Washington nergens van en werden de geluidsopnames en digitale bestanden van zowel de luchtverkeersleiding als Elmendorf in allerijl opgestuurd naar het FAA Tech Center in Atlantic City, New Jersey. In de twee maanden die volgden, werd de bemanning meermaals door de FAA ondervraagd.
In het eindrapport over het incident dat de FAA op 5 maart 1987 uitbracht, werden de radarsignalen in Anchorage uitgelegd als een ‘split image’ (gespleten beeld), veroorzaakt door een onjuist functioneren van de radarapparatuur. Volgens FAA-woordvoerder Paul Steucke was het toeval dat het split image zichtbaar was op precies dezelfde locatie waar het object visueel werd waargenomen door de piloot. De FAA trok haar eerdere bewering dat de verkeersleiders de waarneming van de bemanning op de eigen schermen hadden kunnen volgen in. Over de visuele waarneming door de bemanning zelf met alle details en tekeningen werd in het eindrapport niet gerept.
CIA
Vanwaar deze plotselinge ommezwaai? Nadat de Accidents, Evaluations and Investigations Division van de FAA het incident onderzocht had, belegde het hoofd van de FAA, vice-admiraal Donald Engen een bijeenkomst waarbij onder meer drie leden van President Reagans wetenschapsteam, drie CIA-agenten en drie FBI-agenten aanwezig waren. Technisch specialisten van de FAA onder leiding van John Callahan presenteerden hier de resultaten van hun onderzoek. Aan het einde van de bijeenkomst nam één van de drie CIA-agenten het woord: ‘Deze gebeurtenis heeft nooit plaatsgehad; wij zijn hier niet geweest. Wij nemen al deze data in beslag, en jullie zijn allen verplicht tot geheimhouding.’ Op Callahans vraag wat hij dacht dat het was geweest, was het antwoord: ‘Een UFO, en dit is de eerste keer dat zij meer dan 30 minuten radardata hebben om te analyseren.’ Om eraan toe te voegen dat er geen sprake van kon zijn dit aan het Amerikaanse volk te melden, ‘omdat dat in paniek zou raken’. Vervolgens verlieten de CIA-mensen de vergaderzaal met medeneming van alle daar aanwezige dozen computer printouts.
Jupiter, Mars en een technische storing
Op 22 januari 1987 bracht de Amerikaanse sceptische beweging CSICOP (Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal) een persbericht uit, waarin het incident met JAL 1628 – na eigen onderzoek – werd afgedaan als de waarneming van Jupiter en Mars. Dat Jupiter en Mars tijdens delen van de waarneming niet zichtbaar waren aan de kant waar de bemanning het grote object zag, was CSICOP blijkbaar niet opgevallen. De pers, die bij gebrek aan een verklaring door de FAA maar wat graag een verklaring wilde optekenen, nam het bericht op grote schaal over. Het eindrapport van de FAA op 5 maart, waarin de visuele waarneming niet eens genoemd werd en de radarsignalen uitgelegd werden als een technische storing, deed vervolgens helemaal de deur dicht. Zoals wel vaker werd bij het publiek de indruk gewekt dat de vliegtuigbemanning zich in de luren had laten leggen door een paar planeten in combinatie met wat technische malheur van de radarapparatuur.
Klokkenluider
Dat we weten dat de FAA tot hele andere conclusies was gekomen maar deze van de CIA niet openbaar mocht maken, danken we aan John Callahan die in 1999 met pensioen was gegaan. In mei 2001 onthulde hij niet alleen dat er sprake was van een doofpot in opdracht van de CIA, hij bleek ook in het bezit van een exemplaar van alle radaropnames en geluidsopnames. Callahan liet zien dat de FAA met behulp van een Plan View Display-systeem in het Tech Center de tapes van alle radaropnamen opnieuw had afgespeeld en deze had gesynchroniseerd met de geluidsopnamen. Hierdoor was het alsof je achter de radaroperator in Alaska stond mee te kijken en te luisteren, terwijl deze in gesprek was met de JAL 1628-bemanning. Van dit alles was een video-opname gemaakt.
Vervolgens hadden de FAA-technici de radarreturns langs de vliegroute op een grote kaart uitgezet en van elk target aangegeven wat dit daar deed. Zo was een kaart ontstaan waarop van elk target bekend was op welk moment het op welke plek gezien was en door wie, door de bemanning, door AARTCC, of door Elmendorf. En ook die kaart was op video gezet en deze werd in januari 1987 aan Reagans wetenschapsadviseurs en de andere aanwezigen getoond.
Onbekende vliegende objecten halen capriolen uit die worden waargenomen door meerdere gekwalificeerde waarnemers en dit wordt bevestigd door fysische effecten, in dit geval op drie verschillende radarinstallaties. Vervolgens probeert de Amerikaanse overheid te verhullen dat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden en dat zij deze niet kan verklaren. Voilà, het UFO-verschijnsel in een notendop.