Op een namiddag in 1979 reed Josie Zwinenberg, toen 21, met haar paard vlakbij militair oefenterrein Leusderheide. Het object dat zij hier doodstil boven een bosrand zag hangen zou ze nooit meer van haar netvlies krijgen. Toch gingen er jaren voorbij voordat Josie haar verhaal zou delen. Aan ons de eer om haar volledige verhaal voor het eerst in het Nederlands te vertellen.
Hoewel UFO Zaken vooral aandacht besteedt aan waarnemingen waarbij sprake is van meerdere getuigen, zullen we een bijzondere anekdotische casus niet onbeschreven laten. Dat moet voormalig USAF kapitein Robert Salas ook hebben gedacht, die ruim twee pagina’s besteedde aan Josie’s waarneming in zijn boek Unidentified: The UFO Phenomenon. Wat volgt is het volledige verhaal in Josie’s eigen woorden, met een staartje dat niet zou misstaan in een Dan Brown-boek.
Een korte reconstructie van Josie's waarneming bij de Leusderheide.
Het Zeisterbos
Het was in de namiddag bij daglicht. Rond vier à vijf uur, zo’n twee uur voor zonsondergang, voor de schemer. We zouden de Leusderheide op gaan. Dus bos, veel bomen en dan heb je een haakse bocht waar je het ruiterpad op komt. En dat loopt loodrecht naar de Leusderheide. Dus ik ga de bocht om, het ruiterpad op en daar was het. Pal voor me. Het was er al, het hing al in de lucht. Precies boven het ruiterpad, boven de bomen die verderop stonden. Aan het begin van het ruiterpad heb je hei aan beide kanten, dus ik sta in een open veld. Ik heb meteen mijn paard stilgezet en heb even in mijn ogen gewreven. Ik dacht, ik kan dit eigenlijk niet zien, maar ik zie het wel. Ik heb nog even om me heen gekeken of er niet nog iemand was, een wandelaar of zo, maar ik was helemaal in mijn eentje.
Ik heb mijn ogen nog een keer dichtgedaan, maar toen ik ze weer opende hing het er nog. Het hing dood- en doodstil in de lucht. Alsof het gefixeerd was, als een standbeeld. Ik had de indruk dat de zwaartekracht er totaal geen invloed op had. De verlichting was heel sterk. Het leek wel alsof er rijen met gigantische schijnwerpers op gemonteerd waren. Ik heb ze niet kunnen tellen, zoveel waren het er. Honderden! Banden met schijnwerpers helemaal om het object heen die alle kanten op schenen in alle kleuren. Maar het was een systeem, het wit was heel scherp en het blauw was heel mooi. Heel intens blauw. En hele grote witte lichten in een systeem van wit, blauw, wit, wit, blauw, met daaronder weer een band groen, paars, rood, oranje, groen, paars, rood, oranje. Alle kleuren door elkaar, maar er zat wel een terugkerend systeem in; een patroon. Het fonkelende. Ik had niet de indruk dat de lichten van kleur veranderden, de lichten hadden allemaal hun eigen kleur. Hele grote scherpe lichtbundels. Ze schitterden, ze sprankelden. Je zou het nu kunnen vergelijken met hele scherpe LED-verlichting.
Als ik een camera bij me had gehad dan denk ik niet dat ik de foto's had mogen houden. Dat weet ik zeker.
Ik denk niet dat het van hier kwam. Dat soort lichtbundels hadden wij nog niet in die tijd.
Dit was absoluut niet iets paranormaals, echt iets technologisch. Een tastbaar object. Er zat een koepel overheen. Heel groot en rond. Een grote schotel. En de lichten zaten er dus rondom. Dat kon ik pas zien toen ik dichterbij kwam. Maar van een afstand kon ik alleen de lichten zien aan de zijkant. De koepel nog niet omdat de lichten zo fel waren. Ik heb eerst vijftien minuten van een afstand staan kijken. Als ik een camera bij me had gehad dan denk ik niet dat ik de foto's had mogen houden. Dat weet ik zeker.
Maar ik zat eigenlijk te wachten tot het zou wegvliegen. Dat wilde ik wel eens zien. Maar het vloog niet weg. Het bleef constant onbewogen. Het werd tijd dat ik het van dichterbij ging inspecteren, dus toen ben ik het gaan benaderen. Ik was niet bang, ik stond gewoon perplex. En mijn paard was ook niet bang. Die ging juist als een trein. De ufo had er eerder een goede invloed op. En de hele tijd dat ik er naartoe rijd heb ik het object in het oog. Toen ik bij de rand van de bomen kwam zag ik die enorme ronding van die koepel. Tientallen meters in doorsnede. Dat was volgens mij een metaal. Niet echt een gepolijst metaal maar meer grijzig, een soort aluminiumkleur. En aan de basis daarvan waren allemaal oranje lichten. Gigantische lichtbakken. Aan de onderkant van de flauwe koepel. Een hele rand oranje. Er was zoveel verlichting aan de onderkant dat toen ik bij de bomen kwam ik de onderkant niet goed heb kunnen opmaken. Mijn bedoeling was dat ik er precies onder zou komen om naar boven te kijken, om te zien wat er onder zat.
Ik stopte met mijn paard en kon maar heel even omhoog kijken, omdat mijn paard ineens schrok van iets wat bewoog naast mij aan de rechterkant. Twee of drie meter bij me vandaan. Mijn paard schrikt niet van konijnen, vossen en zelfs niet van reeën maar er ging iets door de bosjes waar hij van schrok. Ik zag wel wat bewegen maar door de dichte begroeiing kon ik niet precies zien wát. Ik had ook niet echt de tijd om goed te kijken, want meteen hoor ik aan mijn linkerkant naast me een tak breken. Alsof iemand op een dode tak trapt. Ik zie helemaal niets, maar op dat moment werd ik doodsbang. En ik ben nooit bang geweest in het bos in al die jaren. Maar dit was pure angst en het kwam in één keer opzetten. Er was opeens zo’n rare unheimische sfeer in het bos en ik had het idee dat ik niet alleen was. Maar ik kon niet zien wat er was. Ik heb al met al maar twee à drie seconden stil gestaan maar ik hoor mezelf nog zo tegen mijn paard zeggen: “Toso! Wegwezen hier!” En toen ben ik er als een speer vandoor gegaan. Als de bloody hell weg gegaloppeerd van die plek. Het was zo eng, terwijl ik al die tijd dat er naartoe reed niet bang was.
Het is 39 jaar geleden en ik sta er nog steeds achter, het is een fotografisch beeld op mijn netvlies. Als je zoiets ziet, dat vergeet je niet meer. Ik heb daarna nooit iets geks gezien en daarvoor ook niet dus het was absoluut geen hallucinatie. Dan zou ik daar vaker last van hebben.
Het was een voorwerp, een tastbaar voorwerp. In deze fysieke wereld. Niet zomaar alleen lichtjes maar een hele grote structuur. Science fiction maar dan in het echt. Iets uit Close Encounters of the Third Kind. Daar leek het een beetje op. Zoiets heb ik gezien maar dan in het echt. Ik ben blij dat ik het heb gezien want het was adembenemend mooi. Niet dat het mijn leven heeft veranderd, hoor. Ja, je kijkt eens wat vaker naar de lucht, dat wel. En ik heb nog vaak op dat ruiterpad gereden en dan moest ik er altijd weer aan denken.
Melding
Het was wel heel heftig en het heeft best lang geduurd. Ik denk alles bij elkaar zeker twintig minuten. En ik ben toen als een speer op mijn paard naar de manege gereden. Paard op stal gezet. Ik ben op de fiets gesprongen, naar huis gereden en ik heb het aan mijn moeder verteld. Mijn moeder nam het direct serieus en zei: “Josie, je moet direct de politie bellen, je moet het meteen vertellen.”
Ik woonde in Driebergen en destijds was de dichtstbijzijnde politiepost in Zeist. Dus ik bel de politie in Zeist en ik zeg, nog erg onder de indruk van wat ik heb gezien: “Ik heb een ufo gezien in het bos.” De agent vroeg: "Waar?" waar, waarop ik antwoordde: “Bij de Leusderheide.” “Oh,” zegt hij, “dat kan niet, we hebben niets op radar gezien.” Dat zei hij direct, zonder me in de wacht te zetten of iets. Dus ik zeg tegen hem: “Hoe weet u dat nou? Jullie zijn de politie; jullie hebben toch geen radar?” En toen zei hij: “Ja, maar als er iets was gebeurd, dan hadden ze heus wel gebeld van de basis. En aangezien ze niet hebben gebeld is er helemaal niets, dus het kan niet.” En toen heeft hij gewoon de hoorn op de haak gegooid. Ik stond totaal perplex, want hij wilde niet weten hoe ik heette, hij wilde niet eens weten wat ik gezien had. Hij wilde níets weten.
Het enige dat ik wist was wat ik net in het bos had gezien en dat het wel heel bijzonder was.
Ik wist dat het een ufo was, daar heb ik nooit een moment aan getwijfeld. Ik had niet veel tijd nodig om na te denken over wat ik zag. Het was zo extreem en zo ongebruikelijk. Ik rijd al 20 jaar daar in het bos, ik ken het bos zo goed, ik weet wat er in het bos is te allen tijde. En op dat moment was er ook niemand anders in het bos; het was ook volkomen windstil.
Maar goed, daar stond ik dus, de hoorn werd er op gegooid en ik wist helemaal niets. Er werd me niets verteld. Ik had geen internet, geen andere bronnen van informatie. Niets. Dus daar stopte het eigenlijk. Ik heb er daarna nooit meer met iemand over gepraat.
28 jaar later: De ufo van Soesterberg en Robert Salas
In 2007 pakte ik De Telegraaf bij de koffiecorner van de Albert Heijn en ik sla hem open. Er staat een artikel in met de tien belangrijkste ufo-waarnemingen ter wereld. De eerste was natuurlijk Roswell en nummer tien was de ufo van Soesterberg. En ik denk: “Hè? Soesterberg?” Maar er stond helemaal niet veel over geschreven. “1979, een aantal militairen hebben een ufo gezien op de vliegbasis,” zoiets. Maar ik wilde meer weten, want opeens beginnen er bij mij kwartjes te vallen. Ik dacht namelijk dat dat hetzelfde moest zijn geweest als wat ik had gezien.
Al die jaren heb ik nooit geweten dat er een incident was geweest op de vliegbasis van Soesterberg [ca. 3,5 kilometer bij Josie's waarneming vandaan, red.]. Ik dacht dat ik de enige was die daar wat raars had gezien. Ik had nooit een verband gelegd met de basis. Ik had ook geen idee dat er een rapport van was. Ik wist überhaupt niet dat er informatie aanwezig was en was ook totaal niet bekend met internet.
Pas in 2010 kreeg ik internet in mijn huis en toen dacht ik dat ik misschien wel iets zou kunnen vinden over die waarneming bij Soesterberg, van het krantenartikeltje uit De Telegraaf.
Ik heb op Google gezocht en toen ben ik uiteindelijk op een site terechtgekomen waar ik de naam en het e-mailadres tegenkwam van Robert Salas, met daarbij de informatie dat deze meneer onderzoek deed naar ufo’s in de buurt van vliegbases. In mijn naïviteit dacht ik dat deze meneer wel de antwoorden had op mijn vragen dus heb ik hem op de bonnefooi een e-mail gestuurd met de vraag of hij in ieder geval afwist van de waarneming boven vliegbasis Soesterberg en of dat hetzelfde was als wat ik had gezien. Want dat wilde ik graag weten sinds ik dat artikel in De Telegraaf had gelezen.
Ik kreeg toen meteen een e-mail terug met allerlei vragen als: “Wat is er gebeurd?”, “Waar is die basis?”, “Waren er nucleaire wapens?”, “Waren er nog Amerikanen?” en nog een stel vragen waaruit bleek dat hij er nog nooit van had gehoord maar wel erg geïnteresseerd was.
Ik kwam ook een e-mailadres tegen van Anton Teuben [oprichter SOPN, red.], die heb ik dezelfde vraag gestuurd en ook daar kreeg ik direct een e-mail van terug met het rapport van Dr. De Graaff [sterrenkundig adviseur van werkgroep NOBOVO, red.]. Na dat te hebben gelezen, was ik volledig ondersteboven. Mijn god, dát is er dus gebeurd!
Ze hebben het afgedaan als een fata morgana maar wat ik heb gezien, sorry, dat was écht geen fata morgana. Ik heb er nota bene onder gestaan dus een luchtspiegeling kan het niet zijn geweest!
32 jaar later — Een mysterieuze ontmoeting in Ierland
Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk informatie te verzamelen over waarnemingen rond vliegbasis Soesterberg en dat speelde ik dan weer door aan Robert Salas om hem te helpen. Zoals het verhaal van meneer Bruinier [ufo-waarneming in 1972, eveneens op de Leusderheide, red.] en het gevechtsvliegtuig dat in 1977 is gecrasht in de zee bij Terschelling tijdens een onderschepping van een ufo die boven de basis zou zijn gezien [inmiddels ontkracht, red.]. Ik vond dat hij dat moest weten. En hij heeft het in zijn boek geschreven, Unidentified: The UFO Phenomenon, dus ik denk dat de overheid dat niet zo leuk vindt. Ik zal wel aan “de monitor” liggen. Wat ik helemaal niet zo erg vind, want ik heb helemaal niets te verbergen. Ze mogen het weten wat ik heb gezien. Ik ben uiteindelijk wel uitgehoord maar daarvan had ik in eerste instantie geen idee.
Ik was in Ierland op vakantie, in de zomer van 2011. In Blarney. Daar ga ik heel vaak heen. In downtown Blarney zit een grote pub die ook dient als bed & breakfast. Dus ik vroeg of ik daar kon slapen die nacht en aangezien er genoeg plek was, was dat geen probleem volgens de uitbater. Ik kreeg de sleutel van mijn kamer en nadat ik me geïnstalleerd had, ben ik beneden in de pub gaan eten. Na het eten komt de uitbater naar me toe om te zeggen dat ze een fout hadden gemaakt. Een overboeking. Dus ik kon niet blijven die nacht. Maar, zei hij: “No problem, because I've made other arrangements for you.”
Er was een andere B&B, net buiten Blarney, waar ze me dan zouden opwachten. En dat vond ik heel raar en eigenlijk not done, maar ja, het was niet anders. Dus ik werd naar die andere B&B gestuurd. Na even zoeken in the middle of nowhere kom ik aanrijden bij een huis en ik rijd de oprit op en parkeer mijn rental naast een zilverkleurige Jaguar. Er kwam iemand naar me toe die direct zei: “I’ve been waiting for you for a long time.” Een reuze aardige man; ene Tom. Het was een ongelooflijk grappige kerel die een zeer geanimeerd gesprek met me begon, maar wel meteen al met onderwerpen aankwam zoals het komende einde van de wereld enzo. De 2012 Maya-kalendervoorspelling die de wereld toen bezighield. Maar ik was daar helemaal niet mee bezig, dus ik liet het even voor wat het was.
Hij liet mij mijn kamer zien en vroeg of ik wat met hem wilde drinken, maar ik wees het aanbod af omdat ik nog even wat sightseeing wilde doen in Blarney. Hij was erg teleurgesteld en zei dat hij dan maar met zijn Jaguar naar Kinsale ging [40 kilometer ten zuiden van Blarney, red.]. Prima. Ik naar Blarney, daar wat dingen gedaan en uiteindelijk naast de supermarkt op een bankje gaan zitten met een kop koffie. Daar zag ik opeens heel langzaam een hele grote zwarte SUV, met geblindeerde zijramen, aan komen rijden. En niemand minder dan Tom, mijn B&B gastheer, zat achter het stuur. Heel vreemd, want hij zou met zijn Jaguar naar Kinsale gaan, maar vooruit. Dus ik zwaai naar hem en hij kijkt me ijskoud recht in mijn ogen aan, met een stalen gezicht, en rijdt zo langs me heen. Heel vreemd. Maar het was hem echt. Ik dacht nog: “Dat wordt gezellig straks. Ik moet nog bij die man slapen.”
De meest terugkerende vraag was of ik geen geheugenverlies heb gehad.
Uiteindelijk ga ik terug naar de B&B en daar stond Tom weer, gewoon in de deuropening: “Hi! There you are again!” Hij vertelde dat hij toch geen zin had om weg te gaan en dat hij gewoon was thuisgebleven. Hij vroeg of ik nú die borrel met hem wilde drinken. Dat heb ik toen maar gedaan, want ik was nu wel benieuwd. We hadden tijdens de borrel een leuk gesprek en hij vertelde me allemaal interessante verhalen. Ik voelde me op mijn gemak en hij had mijn vertrouwen weer teruggewonnen.
Op een gegeven moment zegt hij: “Well Josie, it's not a coincidence you are here, is it?” Waarop ik aan hem vroeg waarom niet. Hij antwoordde: “Surely you have a story to tell.” En omdat hij in zijn verhalen al zinspeelde op buitengewone dingen had ik het idee dat hij mij probeerde uit te lokken mijn ufo-waarneming te vertellen. En ik dacht, ach misschien is het ook geen toeval, laat ik het maar gewoon vertellen en ik zei: “You're right. I’ve seen a big ufo near an Air Force base.” Precies op dat moment ging de deurbel en zei Tom dat dat een vriend was die hij verwachtte, maar dat die waarschijnlijk ook wel interesse had in mijn verhaal. Dus hij liet die vriend binnen. Ook een erg aardige Ierse man waarmee het meteen goed klikte. En toen moest ik mijn verhaal doen.
Nadat ik mijn verhaal had gedaan gingen ze me ondervragen waarbij de meest terugkomende vraag was of ik geen geheugenverlies heb gehad. En Tom vertelde me: “Well, you weren't alone you know, Josie.” En ik zei dat ik wel alleen was met mijn paard. Tom zei: “You weren't alone, they saw you.” Waarop ik vroeg wat hij daarmee bedoelde. Hij antwoordde: “Special forces were there, didn't you know? You went on the heather, didn't you? There is a red and white gate there and you weren't supposed to go over there, were you?” En dat was waar. Er was een rood/witte slagboom daar, maar hoe wist híj dat? Dat heb ik zelfs Robert Salas nooit verteld, omdat het ook totaal niet relevant is. Hij liet af en toe ook merken dat hij meer over mij wist tijdens het hele gesprek, wat ook heel raar was. En toen ik vroeg hoe hij dat wist stelde hij als tegenvraag voor de vijfde keer of ik echt geen geheugenverlies heb gehad. Wat ik naar mijn weten niet had.
Later in het gesprek vroeg die andere man, die later binnen was gekomen, of die grote zwarte SUV die op de oprit stond van mij was. Die was uiteraard niet van mij en die had ik ook helemaal niet op de oprit zien staan, maar uiteraard wel eerder in Blarney met Tom achter het stuur. Dus ik antwoordde met een nee, en de man wendde zich tot gastheer Tom en vroeg of hij soms iets van die zwarte wagen afwist waarop Tom antwoordde: “No, I don't have a clue”. Heel raar.
Ik was verbaasd en werd bang. Het was al ‘s nachts en het was niet verantwoord om nog ergens anders heen te rijden. Toen zijn we met z’n drieën gaan kijken of er inderdaad een grote zwarte auto voor de deur stond. Dat was niet zo. Ik vroeg aan hen wie ze eigenlijk waren en of ik wel veilig was, waarop de man reageerde: “You are with the safest men in Ireland.” Toen werd het me wat te raar en ben ik naar mijn kamer gegaan. Ik deed geen oog dicht die nacht.