De UFO van John Bruinier, 1972

Door Bram Roza  •   •  Reageer

De UFO van John Bruinier, 1972

John Bruinier werd op zaterdag 25 maart 1972 om half 4 's ochtend gewekt door iets wat hij niet direct kon thuisbrengen. Wat hierop volgde zou zijn verdere leven nog bijblijven. De melding die het Nederlands Ufologisch Studiecentrum (NUSC) in Den Haag binnenkreeg een paar dagen na het incident en het rapport dat werd gemaakt zijn ondertussen in de vergetelheid geraakt. Daarnaast klopt niet alles wat er destijds gezegd en geschreven is volgens Reggie, de zoon van John. Nu, 48 jaar later, zetten we alles rondom dit bijzondere verhaal nog eens op een rijtje.

Bruinier3

Een landing op de Leusderhei
Ik werd omstreeks half 4 in de ochtend wakker. Ik slaap in de voorkamer van de begane grond. Ik hoorde namelijk een sterk zoemend geluid. Eerst dacht ik, dat mijn hifi-stereo-installatie nog aanstond en dat deze 's avonds niet was afgezet. Maar in dat geval had ik het eerder kunnen opmerken.
De installatie stond evenwel uitgeschakeld en het was mij volkomen onbekend, waar het gezoem dan wel vandaan moest komen, laat staan dat ik wist wat het was en door wie of wat het werd veroorzaakt. Ik keek de kamers nog eens rond, maar kon niets vreemds ontdekken. Plotseling merkte ik op dat er door de Luxaflex, die was neergelaten, een fel licht zichtbaar was dat van buiten kwam. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik liep naar het raam om te zien wat het was. Ik keek in de richting van de straat en zag een fel, verblindend wit licht, alsof iemand voor de woning Bengaals vuur had aangestoken. Ik zag ook een soort 'mist' in de omgeving van het 'vuur'. Die mist stond als een soort schutting in de lengterichting van het trottoir en was naar schatting 4 meter lang en 2 meter hoog.
Daarachter stond mijn Volkswagen 1300 geparkeerd. Ik wist niet wat een en ander te betekenen had, maar mijn eerste indruk was dat mijn auto in brand stond. Ik schoot een paar slippers aan, greep mijn autosleutels, deed mijn jasje aan en rende de voordeur uit.
Ik sprong in mijn auto, waarbij ik opmerkte dat deze kletsnat was, terwijl andere auto's in de buurt overdekt waren met een laagje ijs vanwege de nachtvorst. Er was dus daadwerkelijk een warmtebron in de omgeving. Het licht/vuur? Of de mist?  Ik realiseerde me dit overigens achteraf. In ieder geval was het een beangstigende toestand. Toen ik in de auto zat en de motor had gestart, kwam de 'mist' als het ware op mij af en kroop om de auto heen, tegelijkertijd voelde ik de auto veren, alsof er iemand achterop sprong. In de spiegel zag ik het vuur- of lichtschijnsel voor de achterruit dansen en ik dacht dat mijn motor in brand stond. "Ik moet rijden!" dacht ik, "Misschien doven de vlammen dan wel." Ik begon te rijden en aan het einde van de straat draaide ik linksaf en reed via een droge greppel tussen twee bomen door een bospad op. Aan het eind hiervan ging de weg over in asfalt. Ik trachtte de aandacht te trekken van andere inwoners, maar mijn claxon weigerde. Ik werd als het ware gedwongen door te rijden. Ik kwam ook niemand tegen. Ik weet niet of iemand mij misschien heeft gezien, maar veronderstelde dat ik, als ik zou stoppen, misschien zou worden vermoord! Mijn fantasie speelde mij een beetje parten. Toen ik een tijdje had gereden, kwam ik bij een weg waarover een ketting was gespannen. Vier á vijf meter voor de auto spande deze door een mij onbekende oorzaak plotseling strak en brak toen ergens, waar weet ik niet, door. Tien meter verder verdween het verschijnsel achter mijn auto en ik stopte. 

Nadat ik mij het klamme zweet van het voorhoofd had geveegd en ik uit het portierraampje naar buiten keek, zag ik een mensachtige gestalte langs mij heen rennen, die schuin achter mij vandaan was gekomen en die naar een bepaald punt bijna recht voor mij scheen te bewegen en daar op slag verdween. Ik had de lichten van de auto aan. Ik stapte uit en zag nu duidelijk voor mij een reusachtig object met daaromheen een groenachtig fluoriserend schijnsel. Van links zag ik over een bomenrij een helder licht aan komen zweven, dat zich naar het object bewoog. Was dat het licht dat mij vanaf mijn woning hierheen had 'begeleid'? Ik weet het niet. Vol verbazing bekeek ik het tafereel nauwkeurig. Ik merkte op dat ik mij op zo'n 15 meter van het object bevond. Gezien vanuit mijn richting was het lensvorming, voorzien van een soort ramen of vensters, waarachter een groenachtig licht scheen. Het was een diffuus schijnsel als van een TL-blacklight lamp. Het object zelf had een metaalachtige glans en ik kon geen lasnaden, raamsponningen en dergelijke herkennen. Het ding leek wel uit 'één stuk' te zijn. Boven het object schenen drie diffuse groene lichtstralen recht omhoog. Het heldere lichtverschijnsel passeerde inmiddels de bomenrij en zweefde als het ware bestuurd naar het object toe. Ik merkte nu in het object, achter een van de vensters een menselijke gestalte op, die naar het lichtverschijnsel keek. Het licht klom tegen de achterzijde van het object en toen het midden bovenop was, doofde het uit tot een diffuse groene lichtstraal, gelijk aan de eerder genoemde drie lichtbundels. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik besloot eens dichterbij te gaan kijken. Ik dacht dat het iets van het leger of de luchtmacht was. Het object was naar schatting 30 to 40 meter lang en zo'n 4 meter hoog. Het leek als een hovercraft boven de grond te zweven. Toen ik dichterbij kwam zag ik achter een van de vensters een menselijke gestalte, die mij aankeek en met zijn hand gebaarde dat ik moest blijven staan, nee, zelfs dat ik terug moest. Ik stond op 2 a 3 meter van het object en kon erin kijken. Met de linkerhand begon de gestalte, die ik duidelijk kon waarnemen en goed kan beschrijven, te tellen... drie... vier....
Op dat moment wipte het ding van de grond en steeg enkele meters omhoog. Vervolgens bewoog het zich zacht schommelend noordwaarts en bij een kleine bomengroep aangekomen accelereerde het opeens en werd als het ware met een ruk weggeslingerd en verdween het, in het midden blauw-wit gloeiend, in noordwestwaartse richting. Het trok bij een heuvelrug aan het einde van het terrein op en verdween snel stijgend boven een klein gebouw, dat ik flauw verlicht kon zien staan. Toen het ding opeens snelheid begon te meerderen, hoorde ik een geluid dat deed denken aan een van een dak glijdende dakpan. Tijdens het wegvliegen merkte ik twee uitlaatstrepen op met daartussen een lichtgroene verkleuring.

Ik zou graag anoniem willen blijven omdat bekendheid hiervan een negatief effect kan hebben met betrekking tot de positie op mijn werk.

Het wezen dat ik zag, leek mij ongeveer 1,60 meter lang en was gekleed in een overall van een typische kleur; dof metaalachtig. Zoiets als papierfolie. De kleding was naadloos en sloot strak om de pols. Om het middel zag ik een riem of een band waaruit aan de rechterzijde een buis omhoog liep naar een soort hoog opstaande kraag of col. Het hoofd van het wezen was ovaalvormig , wat langgerekt en smal met grote amandelvormige ogen die dwars door me heen keken. Het wezen leek te lachen, want het krulde de bovenlip ietwat omhoog. Achter hem zag ik een in vakken verdeeld paneel, waarop allerlei kleuren zichtbaar waren. Het vertoonde voortdurend kleurveranderingen. Het wezen draaide het hoofd om ernaar te kijken. Blijkbaar was alles in orde voor de 'start'. Het leek mij alsof er nog meer wezens in het toestel zaten die door een doorzichtige scheidingswand van elkaar waren gescheiden. Toen het object was verdwenen, kreeg ik het plots koud, hoewel ik eerder van kou niets had gemerkt. Zwijgend stapte ik in de auto, die nog steeds met de koplampen aan op dezelfde plaats geparkeerd stond, en ik reed naar huis. Thuisgekomen vroeg mijn vrouw, die ongerust was, waar ik was geweest. Ook de andere gezinsleden waren gewekt. "Dacht je dat het hier gloeiend heet was?" vroeg ze, want ik had de voordeur open laten staan. "Ik heb een nare droom gehad," zei ik en vertelde mijn belevenissen. Mijn kinderen hebben aan de auto gevoeld; de motorkap was warm en de auto droog, terwijl de andere auto's in de straat overdekt waren met rijp. Ik was om 04:15 weer thuis. Ik was dus maar liefst drie kwartier weggeweest! Overdag zijn mijn kinderen op de bewuste plaats gaan kijken en menen een platgedrukt stuk grond te hebben gezien en sporen te hebben gevonden van de stuk getrokken ketting. Ook bandensporen van mijn auto werden teruggevonden. Ik moet er dus werkelijk hebben gestaan! Wellicht zag ik iets reëels, ik weet alleen niet wat...
Ik heb geen televisie en heb nooit iets dergelijks gelezen over vliegende schotels. Ik geloof er ook niet in. Toch moet ik bekennen dat ik iets heel vreemds heb gezien, waarvan ik nog dagen van slag ben geweest. Ik hoop dat er onderzoek naar kan worden gedaan en hopelijk kan dit fenomeen worden verklaard. Ik zou graag anoniem willen blijven omdat bekendheid hiervan een negatief effect kan hebben met betrekking tot de positie op mijn werk. (John was werkzaam als Sergeant bij de Koninklijke Landmacht, red.).

34037
Vliegende schotels: Waan of wetenschap. ©H. Meulenhoff, 1973

Het veldonderzoek, de kritiek en de conclusie
NUSC voorzitter Jan Veenstra en vice voorzitter Hans van Kampen stelden op 9 april een veldonderzoek in. Van Kampen schreef zijn conclusie in zijn nieuwe boek Vliegende schotels: Waan of wetenschap (1973):
Het veldonderzoek dat we deden toonde aan dat de waarnemer een merkwaardige en stellig niet voor de hand liggende route heeft gevolgd naar de Leusderhei. Hierbij werd inderdaad een droge greppel gepasseerd, wat voor de auto noch voor de bestuurder aangenaam moet zijn geweest. Op de Leusderhei zelf aangekomen, bleek dat de waarnemer juist op de plaats was gekomen, waar menige zondag parachutisten landen en waar het publiek welzeker toegang heeft, behalve bij schietoefeningen. Dit terrein is bereikbaar via een stalen palenconstructie, waartussen een ketting moet hebben gehangen. Van de gegalvaniseerde ketting werden resten gevonden. Daarbij kwam vast te staan dat de ketting kennelijk weken tevoren zou kunnen zijn doorgevijld. Vijlsporen waren op schakelfragmenten terug te vinden. John reed tot op een afstand van ca. 30 meter van de landingscirkel voor parachutisten, een cirkelvormig stuk rul zand, midden op de heide. Aan de rand van de cirkel moet het object hebben gestaan. Uit aanwijzingen van Dhr. Bruinier viel direct af te leiden dat het ding niet 30 tot 40 meter lang moet zijn geweest maar slechts 15 tot 20 meter bij een hoogte van 2,5 tot 3 meter. Van een stuk platgewalste grond viel geen spoor te bekennen. Grondig onderzoek toonde geen onmiskenbare landingssporen of afdrukken op de bodem. Er zijn geen stoffelijke bewijzen gevonden van de aanwezigheid van een vreemd object.

Leusderhei
Het parachutistenveldje op de Leusderhei. ©Polygoon-Profilti, 1967

Voor een verder onderzoek was het irrelevant dat de betrokkene een al dan niet aanzienlijke sociale status heeft. Buiten kijf staat de integriteit van de waarnemer.
Dit kenmerk impliceert evenwel geenszins dat de betrokkene het verhaal niet zou hebben kunnen verzinnen. Bij de analyse van de gegevens moet er van worden uitgegaan dat er verscheidene dagen liggen tussen het interview en de feitelijke waarneming. Daar wij de zekerheid hebben dat een foutloos verslag een grote zeldzaamheid is, rijzen de eerste twijfels. In de dagen tussen de waarneming en het interview heeft de waarnemer blootgestaan aan al dan niet suggestieve vragen van familie- en gezinsleden. Als gevolg hiervan mogen wij veronderstellen dat de oorspronkelijke verslaggeving van het gebeuren is aangevuld met schijnbaar aanvaardbare details en min of meer 'omgebogen' is naar een gemakkelijker te overzien en te begrijpen verhaal. Zonder opzet van de zijde van de waarnemer zijn in het verhaal 'vergissingen' ontstaan, die bij elk volgend interview als gelijkblijvende 'vergissingen' opduiken. Vast staat dat leemten in het verhaal, die ontstaan kunnen zijn door emotionaliteit, waarmee de waarnemer het gebeuren onderging, zijn aangevuld met fictieve details, die aansluiten op de oorspronkelijke waarneming. De reactie van Dhr. Bruinier om in zijn auto te stappen, terwijl hij meende dat de auto in brand stond, te moeten gaan rijden, terwijl vuurverschijnselen achter de auto zichtbaar waren, is hoogst merkwaardig en lijkt dubieus.

Cbc6Ee609C913Fc24F81Ed3859100670
Buitenaards wezen uit de serie UFO. ©Century 21 Television Productions, 1970-1973

Een schijnbaar aanvaardbaar detail is de latere indicering van het feit dat Dhr. Bruinier opmerkte dat zijn auto niet, zoals alle andere auto's in zijn straat, bedenkt was met een laagje rijp. Hij zegt in het interview "ik realiseerde me dit pas overigens later". De opmerking 'mijn fantasie speelde mij een beetje parten' lijkt bewijs voor indicering van volstrekt onzekere details.
Wanneer hem wordt gevraagd waar de rijp op de auto's te zien was, blijkt het antwoord een veronderstelling. Immers: isolatielagen in een auto, die 's avonds nog heeft gereden, voorkomen in de meeste gevallen rijpvorming op het plaatwerk van de cabine! Opvallend is voorts dat de betrokkene geen last had van zijn koplampen toen hij een diffuus verlicht object op de heide waarnam.
Volgens de waarnemer niet; volgens een veldevaluatie zou dit wél het geval hebben moeten zijn. Werd de waarnemer, die een bril draagt, niet gehinderd door de koplampen toen hij het object naderde en het later zag wegvliegen? In de praktijk moet dit duidelijk het geval zijn geweest. Er moet een niet onaanzienlijke contrastvermindering van de omgeving zijn opgetreden door de lichtstralen van de auto, die schuin voor het object gericht moeten zijn geweest. Ook de beschrijving van de 'ufonaut', al is deze nog zo gedetailleerd, is minder 'hard' dan het lijkt. Op de Duitse televisie is geruime tijd wekelijks een sciencefiction-programma over UFO's geweest, waarin nagenoeg identieke verschijningen met brede riem en slang naar kraag te zien waren, die als buitenaardse wezens werden aangemerkt.
Al met al werd niet onomstotelijk bewezen dat betrokkene het verhaal verzonnen heeft. In alle redelijkheid werd niet vastgesteld dat hij enig motief zou hebben gehad voor een dergelijke 'grap'. Evenwel werd net zomin bewezen dat het gebeuren werkelijk plaatsvond, zoals de waarnemer het verslaat. De grote vraag blijft of hij er werkelijk bij aanwezig was en alles werkelijk gebeurde. Platgewalste grond noch andere stoffelijke bewijzen werden gevonden. Er is in geen enkel opzicht een 'keihard bewijs' voor handen. 
De conclusie voor dit geval moet dan ook zijn dat de betrokkene het hele gebeuren heeft gedroomd en hierdoor zó emotioneel is geschokt, dat hij er vast van overtuigd is dat alles werkelijk had plaatsgevonden. Voegen wij daarbij de mogelijkheid dat Dhr. Bruinier aan het slaapwandelen kan zijn geweest (waarvan bekend is dat men zelfs kan autorijden zonder dat het bewustzijn de handeling controleert). Hij zegt: 'Toen het object verdwenen was, kreeg ik het plotseling koud'. Dan ontstaat een goede verklaring voor deze uiterst merkwaardige UFO-melding. Op dat moment moet hij als het ware wakker zijn geworden. Een en ander wordt gesteund door de opmerking 'Ik heb zo'n rare droom gehad'. Niettemin is de waarneming boeiend en de melding interessant voor verder onderzoek.

Eén grote grap
In de loop der tijd werd het de plaatselijke kranten toch duidelijk dat John een nogal bijzondere ervaring achter de rug had en hier ook daadwerkelijk melding van had gedaan. Er werd een artikel geplaatst en al snel wist 'iedereen' in Soesterberg dat John Bruinier 'kleine groene mannetjes' had gezien. Zijn zoon Reggie vertelt: "Het klopt wel dat mijn vader als Sergeant Majoor werkzaam was bij de landmacht. Niet zo'n hoge rang maar hij zat in die tijd wel bij de staf in Den Haag. Maar hij was op zijn 55ste jaar al met pensioen (dat kon in die tijd). Dat was in 1971. Toen het voorval gebeurde had hij net een nieuwe baan bij de Bedrijfsvereniging voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (BVG) te Zeist. Hij wou daar niet voor gek gezet worden door zijn verhaal over de UFO. Hij werd helemaal gek van de telefoontjes van mensen die hem wilde uithoren en uiteindelijk heeft hij maar gezegd dat hij het hele verhaal verzonnen had om van het gezeur af te komen."
Het gegeven dat het hele verhaal een grote grap was werd gepubliceerd (o.a. in het opinieblad Accent van november 1976) en daarmee was het verhaal af. John had eindelijk rust van de pers, maar tot aan zijn dood heeft hij tegen zijn naasten volgehouden dat het incident wel degelijk had plaatsgevonden.

Flying Saucer Review 1992 1
Flying Saucer Review (FSR) November-December 1972

Sporen uit het verleden
In november van hetzelfde jaar dat NUSC veldonderzoek had gedaan, verscheen een Engelse vertaling van dat onderzoek in het Engels UFO-tijdschrift Flying Saucer Review (FSR). Hierin werd naast de exacte melding van John ook nog eens beeldmateriaal vertoond dat verder niet in het boek van Van Kampen staat, waaronder een afbeelding van de landingsplaats met sporen. Reggie, de zoon van John herinnerd het zich nog goed, aangezien hij de dag na zijn zijn vaders waarneming op de bewuste plek is wezen kijken en later ook nog is mee geweest toen de onderzoekers van NUSC hun veldwerk verrichtte. In deel twee het interview met Reggie Bruinier.

Bruinier2

Discussie

Een gezonde discussie over het ufo-fenomeen is waar UFO Zaken om draait. We vragen u daarom deel te nemen onder uw eigen naam en respect te tonen voor de perspectieven van anderen.

Laatste artikelen